Nog een zeldzame gast

Na de keizersmantel twee jaar geleden hebben we deze zomer terug een eerder zeldzame dagvlinder op bezoek : de grote weerschijnvlinder (Apatira iris). Een toevallige waarneming want ze fladderde vrij hoog in de kruin van een hazelaar. Gelukkig was de camera binnen handbereik. Na een paar keer proberen en een grote zoom toch vrij goed kunnen vastleggen.

Een grote weerschijnvlinder in de kruin van een hazelaar (foto iets verscherpt in postproductie)

Het gaat hier om een vrouwtje. De mannetjes zijn vooral gekend om hun ‘iriserende’ vleugels : afhankelijk van de hoek waarop je naar de vleugels kijkt verandert de kleur van bruin naar prachtig blauw. De vrouwtjes hebben dit echter niet.

De grote weerschijnvlinder vliegt vooral in juni en juli en kan ook nog in augustus te zien zijn. Maar zoals gezegd zul je ze niet vaak tegenkomen. In België worden jaarlijks een paar honderd exemplaren waargenomen (bron: waarnemingen.be). Zeldzaam dus als je dit vergelijkt met de dagpauwoog bijvoorbeeld die enkele tienduizenden keren waargenomen wordt per jaar.

Fijn dus dat ze even langskwam in het bos en dat we er een kiekje hebben kunnen van maken.

Zeldzame vlinder op bezoek

Vandaag kwam een zeldzame vlinder langs in het Bos : de keizersmantel (Argynnis paphia). Niet alleen zeldzaam in het Bos (het is de eerste keer dat we hem waarnemen) maar toch ook wel zeldzaam in België. Daarvoor baseren we ons op de excellente waarnemingen.be website die alle natuur waarnemingen in België groepeert.

De keizersmantel is toch wel een vrij grote vlinder. Hij kan een vleugellengte tot 3,5 cm bereiken. Hij voedt zich vooral met nectar van distels en koninginnekruid, soorten die in het Bos wel redelijk aanwezig zijn. De rupsen leven dan weer van viooltjes. De soort overwintert trouwens als rups in mos op boomstammen dicht bij groepjes viooltjes. In de lente kruipen ze dan naar de plantjes toe om te beginnen eten. De vlinder vliegt tussen midden juni en midden september.

In het Frans heet de soort trouwens ‘Le Tabac d’Espagne’, een toch wel vreemde naam. De Latijnse naam heeft Aphrodite als oorsprong : Argynnus is een aanspreektitel van Aphrodite, en Paphia of Paphos is de plaats waar Aphrodite, na haar geboorte in de golven, aan land ging.

We zullen onze ogen openhouden om te zien of hij in de toekomst nog eens wil langskomen.

Een keizersmantel op bezoek.

Dagpauwoog

Veel mensen kennen deze mooie dagvlinder wel. De felle ‘ogen’ op de vleugels zie je van ver. Ze worden gebruikt om mogelijke belagers af te schrikken. Als de vleugels open zijn lijken de vier vlekken op de ogen van een groot dier.
Deze vlinders overwinteren als vlinder en daarom zie je ze vrij vroeg op het jaar al rond fladderen.

De bontgekleurde Dagpauwoog (Aglais io). Dit exemplaar mist een stukje van zijn linker achtervleugel.
Vanuit deze hoek herken je goed een ‘gezicht’ in de vleugeltekening.

In tegenstelling tot de kleurige vlinder ziet de rups er een stuk minder aantrekkelijk uit. Gitzwart met witte stipjes en stekels over het hele lichaam. Je vindt ze vooral terug op de grote brandnetel, hun favoriete voer. Daar hebben ze niet veel concurrentie vanwege de brandharen van de netel. Ze kunnen enorm veel eten en doen dat dan ook dikwijls dag en nacht.

De gitzwarte, stekelige rups van de Dagpauwoog.


Wat een metamorphose van zo’n zwart stekelig diertje naar een bont gekleurde sierlijke vlinder.